Betekenis van:
streektaal
streektaal
Zelfstandig naamwoord
- één of meer taalvariëteiten van de overheid dit label hebben gekregen.
"Het Nedersaksisch en het Limburgs zijn door de Nederlandse overheid erkend als streektaal."
streektaal
Zelfstandig naamwoord
- één of meer taalvariëteiten die in een bepaald gebied gesproken worden en onderling sterk gelijken.
"Door de aanwezigheid van dialectcontinua is het meestal een heel lastige, zo niet een betekenisloze bezigheid om de grenzen van een streektaal te proberen vast te stellen."
streektaal
Zelfstandig naamwoord
- dialect.
streektaal (de ~ | meervoud streektalen)
Zelfstandig naamwoord
- spraak typisch voor een streek of plaats; dialect