Betekenis van:
douche

douche (de ~ | meervoud douches)
Zelfstandig naamwoord
  • keer dat je een stortbad neemt; douche
"een koude douche"
"een douche nemen"

Synoniemen

Hyperoniemen

douche (de ~ | meervoud douches)
Zelfstandig naamwoord
  • klein vertrek met een douche
"onder de douche (gaan/staan)"

Synoniemen

Hyperoniemen

douche
Zelfstandig naamwoord
  • toestel voor stortbaden

Hyperoniemen

douche
Zelfstandig naamwoord
  • stortbad

Voorbeeldzinnen

  1. Ik moet onder de douche.
  2. Zij gaat elke ochtend onder de douche.
  3. Er zit een spin in de douche.
  4. Er komt geen water uit de douche.
  5. Met douche/ Met badkamer
  6. Ze zei dat ze elke ochtend een douche nam.
  7. Ik was alleen maar een douche aan het nemen.
  8. Mijn zus gaat elke ochtend onder de douche.
  9. Ik meld me af, ik ga een douche nemen.
  10. Niemand zingt zo mooi onder de douche als Anna!
  11. Douche
  12. Het personeel dient een douche te nemen alvorens de gecontroleerde zone te verlaten
  13. Huishoudelijke en toiletartikelen van kunststof (excl. keuken- en tafelgerei, sanitair zoals baden, douche- en wasbakken, toiletten, wc-brillen, e.d.)