Betekenis van:
duik

duik (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • sprong voorover in het water
"een duik nemen"
"een duik in [het zwembad/de literatuur]"

Hyperoniemen

duik
Zelfstandig naamwoord
  • het duiken

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

duik
Zelfstandig naamwoord
  • een sprong waarbij men zich -meest ondersteboven- onder water begeeft

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Duik- en snorkeluitrusting
  2. In het geval van de Java-aap kan het voedsel in het water worden gegooid; de apen zullen een duik nemen om het op te diepen.
  3. Artikel 4 van de wet tonnagebelasting bepaalt dat de volgende activiteiten niet onder de wet vallen: visvangst, havenconstructies, duik-, loods- en bergingsactiviteiten, educatieve en opleidingsactiviteiten of andere sociale activiteiten, sport, entertainment- en vrijetijdsactiviteiten, inclusief walviswaarneming en passagiersvervoer tussen havens in IJsland die geen aanloophavens zijn tussen landen.