Betekenis van:
foerageren

foerageren
Werkwoord
  • voedsel halen
"in dit uitgestrekte kweldergebied foerageren en broeden tienduizenden trekvogels"

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Sommige soorten dienen in de gelegenheid te worden gesteld om zelf te foerageren.
  2. Het zijn opmerkelijke klimmers; daarvan maken zij gebruik bij het foerageren.
  3. Aan foerageren en eten besteden zij tot 50 % van de beschikbare tijd.
  4. Vogels dienen te worden aangemoedigd om zoveel mogelijk de drie dimensies van hun behuizing te benutten om te foerageren, te bewegen, te interageren met soortgenoten en te spelen.
  5. Zij dalen echter wel af tot op de begane grond om te foerageren en, in het geval van jonge dieren, te spelen.
  6. Omdat zebravinken zeer veel op de bodem foerageren, dienen de vogels op een vaste vloer te worden gehuisvest om dit natuurlijke foerageergedrag mogelijk te maken.
  7. Op deze wijze foerageren zij niet alleen maar nemen zij ook lichaamsbeweging en kunnen zij op een etmaal een lange afstand afleggen.
  8. Wilde kwartels leven in kleine sociale groepen en besteden een groot deel van hun tijd aan scharrelen op de bodem, waar zij foerageren naar zaden en ongewervelde dieren.
  9. Landbouwhuisdieren zijn van nature aangepast aan verschillende leefomstandigheden: herkauwers, bijvoorbeeld, grazen en rusten gedurende de dag in open graslanden, terwijl varkens schemerdieren zijn die actief foerageren in bosgebieden.
  10. Gedragspatronen die voor deze soort erg belangrijk zijn, zijn de nestbouw (bij wijfjes), het roesten, het foerageren, scharrelen en pikken in de strooisellaag en het nemen van stofbaden.
  11. Wilde kalkoenen maken geregeld gebruik van allerlei verschillende biotopen en hebben een gevarieerd gedragsrepertoire dat activiteiten zoals het nemen van stofbaden, foerageren en jagen omvat.
  12. Als rantsoenering noodzakelijk is, vertonen varkens een verhoogde neiging tot foerageren die tot uiting kan komen in verhoogde activiteit en agressie en stereotiep oraal gedrag.
  13. Duiven hebben er baat bij te kunnen foerageren en dienen niet op tralievloeren te worden gehouden, tenzij daar gewichtige wetenschappelijke redenen voor zijn.
  14. Eenden en ganzen dienen te worden gehuisvest op een vaste vloer en zij moeten over voldoende ruimte beschikken om te kunnen foerageren, lopen en rennen en om de vleugels te kunnen uitslaan.
  15. In hun natuurlijke habitat komen duiven voor in groepen die in omvang variëren van paartjes tot grote vluchten, waarvan de leden samen foerageren en samen roesten maar wel hun roest- en nestplaatsen tegen andere vogels verdedigen.