Betekenis van:
gelach

gelach (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het telkens of aanhoudend lachen
"in luid gelach uitbarsten"
"een homerisch gelach"

Hyperoniemen

Hyponiemen

gelach
Zelfstandig naamwoord
  • het lachen
"Hun gelach was al van ver hoorbaar."