Betekenis van:
heisa

heisa
Zelfstandig naamwoord
  • opschudding, commotie
"Wanneer zal die heisa eens wat tot bedaren komen?"
heisa (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • overdreven aandacht; ophef; ophef; irriterend gedrag v.e. ander; gedoe; overbodige drukte; ophef om niets; heisa om niets; gedoe; drukte; overbodige drukte; gedoe; gedoe; herrie
"een hele heisa"
"er is een hoop heisa bij de politie in dat district"

Synoniemen

Hyperoniemen