Betekenis van:
ophef

ophef (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • overdreven aandacht; ophef; ophef; irriterend gedrag v.e. ander; gedoe; overbodige drukte; ophef om niets; heisa om niets; gedoe; drukte; overbodige drukte; gedoe; gedoe; herrie
"ophef over iets (maken)"
"met/zonder ophef"

Synoniemen

Hyperoniemen

ophef
Zelfstandig naamwoord
  • het zwaar aan de weg timmeren
"Er wordt veel ophef gemaakt over de Canadese reactie op de opmerkingen over NAFTA die door de presidentskandidaten gemaakt zijn."

Werkwoord