Betekenis van:
heuglijk

heuglijk
Bijvoeglijk naamwoord
  • blij makend, verheugend
"Bij de geboorte van Thomas kwam zijn vader me het heuglijke nieuws hoogstpersoonlijk brengen."
heuglijk
Bijvoeglijk naamwoord
  • onvergetelijk, gedenkwaardig
"De val van de Berlijnse Muur is nog steeds een heuglijke herinnering voor vele Berlijners."
heuglijk
Bijvoeglijk naamwoord
  • vreugdevol; verheugend; verheugend; verheugend
"heuglijk nieuws"
"een heuglijke mededeling"

Synoniemen

heuglijk
Bijvoeglijk naamwoord
  • wat je niet zal vergeten; onvergetelijk
"een heuglijke gebeurtenis/dag"

Synoniemen

Hyperoniemen