Betekenis van:
implanteren

implanteren
Werkwoord
  • inplanten; implanteren
"huid implanteren (bij mensen met brandwonden)"
"een hartklep/nier implanteren"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. wordt gevormd door middel van diffusie, implanteren of opdampen in of op één enkel halfgeleidend stukje materiaal, een zogenaamde „chip”;
  2. wordt gevormd door middel van diffusie, implanteren of opdampen in of op één enkel halfgeleidend stukje materiaal, een zogenaamde ‹chip›;
  3. wordt gevormd door middel van diffusie, implanteren of opdampen in of op één enkel halfgeleidend stukje materiaal, een zogenaamde ‹chip›;
  4. een stralingsenergie van 65 keV of meer en een bundelstroomsterkte van 45mA of meer om met hoge energie zuurstof te implanteren in een verwarmd "substraat" bestaande uit halfgeleidermateriaal;
  5. een stralingsenergie van 65 keV of meer en een bundelstroomsterkte van 45 mA of meer om met hoge energie zuurstof te implanteren in een verwarmd "substraat" bestaande uit halfgeleidermateriaal;
  6. "Monolithische geïntegreerde schakeling" (3): een combinatie van passieve en/of actieve ’schakelelementen’ welke: a. wordt gevormd door middel van diffusie, implanteren of opdampen in of op één enkel halfgeleidend stukje materiaal, een zogenaamde «chip»; b. wordt beschouwd als een ondeelbaar iets; en c. de functie(s) uitvoer(t)(en) van een schakeling.
  7. "Monolithische geïntegreerde schakeling" (3): een combinatie van passieve en/of actieve ’schakelelementen’ welke: a. wordt gevormd door middel van diffusie, implanteren of opdampen in of op één enkel halfgeleidend stukje materiaal, een zogenaamde ‹chip›; b. wordt beschouwd als een ondeelbaar iets; en