Betekenis van:
juichen

juichen
Werkwoord
  • je vreugde uitbundig uiten; vreugdekreten slaken
"niet om over te juichen zijn"
"juichen om/over iets"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

juichen
Werkwoord
  • op luide wijze vreugde uiten
"Toen bekend werd dat de dictator naar het buitenland gevlucht was, juichten de demonstranten uitbundig."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Voorts valt de prioriteit die aan O&O wordt verleend toe te juichen.
  2. de geboekte vooruitgang toe te juichen, evenals de inspanningen die staten die dergelijke wapens hebben zich getroosten om de termijnen te halen en hen tevens met klem te verzoeken bij de vernietiging opgelopen vertragingen in te halen;