Betekenis van:
kabel

kabel (de ~ | meervoud kabels)
Zelfstandig naamwoord
  • patroon op breiwerk
"een trui met kabels"

Hyperoniemen

kabel (de ~ | meervoud kabels)
Zelfstandig naamwoord
  • dik touw, gemaakt van drie of meer ineengedraaide trossen
"er komt een kink in de kabel"
"aan kabels hangen"

Synoniemen

Hyperoniemen

kabel (de ~ | meervoud kabels)
Zelfstandig naamwoord
  • elektriciteitsdraad; kabel ter geleiding van elektriciteit
"[nieuwe] kabels trekken"
"eenaderige/meeraderige kabel"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

kabel (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • manier van tv-programma's doorgeven; geheel aan programma's via de kabel
"op de kabel"
"de Amsterdamse kabel"

Synoniemen

Hyperoniemen

kabel
Zelfstandig naamwoord
  • soort zwaar gevlochten touw van staaldraad
kabel
Zelfstandig naamwoord
  • scheepvaart: kabel om het schip vast te leggen
kabel
Zelfstandig naamwoord
  • electriciteitsgeleider.

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Kabel
  2. kabel
  3. digitaal kabel
  4. Afgeschermde kabel
  5. Onderzeese kabel
  6. Pakkingsdrukkers voor kabel, geïsoleerd
  7. Kabel van poly(vinylalcohol)
  8. Kabel-tv-diensten
  9. een USB-kabel;
  10. Licht-kabel(s)
  11. Kabel en aanverwante producten
  12. niet-aangespannen kabel
  13. Kabel van kunstmatige filamenten
  14. Geïsoleerde kabel en draad
  15. Doorgifte op de kabel