Betekenis van:
touw

touw
Zelfstandig naamwoord
  • een middel om zaken bij elkaar te binden
"Een touw bestaat doorgaans uit meerdere in elkaar gevlochten draden."
touw
Zelfstandig naamwoord
  • stuk van zo'n vlechtsel

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Laat het touw los.
  2. Ik liet het touw los.
  3. Laat het touw niet los.
  4. Hij liet het touw los.
  5. Hij sneed het touw met zijn tanden.
  6. De twee kinderen trokken aan het touw tot het brak.
  7. Ik zei haar het touw niet los te laten, maar dat deed ze wel.
  8. Touw
  9. van bindgaren, touw of kabel
  10. Koord, bindgaren, touw en netten
  11. Vervaardiging van koord, bindgaren, touw en netten
  12. Artikelen van bindgaren, touw of kabel
  13. NACE 13.94: Vervaardiging van koord, bindgaren, touw en netten
  14. NACE 17.52: Vervaardiging van koord, bindgaren, touw en netten
  15. bindgaren, touw en kabel, ook indien gevlochten (post 5607);