Betekenis van:
kibbelen

kibbelen
Werkwoord
  • harrewarren; ruzie maken; kibbelen; kibbelen; kiften
"kibbelen over [geldkwesties]"
"ze zitten te kibbelen over wie nu de rest van het geld zal krijgen"

Synoniemen

Hyperoniemen

kibbelen
Werkwoord
  • woordenstrijd hebben
"De kinderen kibbelden weer eens op de achterbank."