Betekenis van:
komst

komst (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het komen, de aankomst
"op komst zijn"
"de komst van iemand aankondigen/afwachten"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

komst
Zelfstandig naamwoord
  • het feit dat iemand of iets komt
"De komst van de computer heeft tot grote veranderingen in ons leven geleid."

Voorbeeldzinnen

  1. Overeen-komst van 12.1.2007
  2. Overeen-komst van 2.2.2007
  3. Overeen-komst van 1.2.2007
  4. Overeen-komst van 1.10.2005
  5. Overeen-komst van 1.2.2006
  6. bepalingen ter bevordering van nieuwe productiecapaciteit en de komst van nieuwe productiebedrijven op de markt;
  7. Dat alternatief diende zich aan met de komst van Farm Dairy in 1999.
  8. Hij vreest in het bijzonder de komst van de publieke groep Areva op deze nieuwe markt.
  9. Per 1 januari 2007, met de komst van de Superfast X.
  10. Met de komst van digitale terrestrische televisie en de ontwikkeling van kabel- en internettelevisie is dit model veranderd.
  11. De komst van een nieuwe eigenaar in 2005 had een aanzienlijke wijziging van de investeringsstrategie tot gevolg.
  12. Bijgevolg zouden de zenders de komst van andere exploitanten kunnen afwachten, vooraleer naar het digitale platform over te schakelen.
  13. Voor commissie- of delegatievergaderingen buiten de gewone vergaderplaatsen wordt voorzien in vertolking uit en in de talen van de leden die hun komst naar de vergadering hebben bevestigd.
  14. Om praktische redenen in verband met de organisatie van vergaderingen moet de komst van een deskundige ten minste een maand vóór de bewuste comitévergadering worden aangemeld.
  15. De komst van nieuwe technologieën voor de winning en verwerking van marmer heeft namelijk voor veel werkloosheid en een opmerkelijke migratie gezorgd.