Betekenis van:
kronen

kronen
Werkwoord
  • iemand tot koning of koningin maken door hem of haar in een ceremonie een kroon op het hoofd te zetten
"Hij werd op die dag gekroond."
kroon (de ~ | meervoud kronen)
Zelfstandig naamwoord
  • hoofdsieraad van vorsten
"dat spant de kroon"
"iemand naar de kroon steken"

Hyperoniemen

kroon (de ~ | meervoud kronen)
Zelfstandig naamwoord
  • vorstelijke macht
"vallen onder de [Nederlandse/Britse] kroon"
"de kroon benoemt [burgemeesters]"

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Kronen
  2. 11 geprogrammeerde verwijdering (zoals bij inventarisatie kronen)
  3. 42 biotische oorzaken (zoals bij inventarisatie kronen)
  4. 41 abiotische oorzaken (zoals bij inventarisatie kronen)
  5. 48 onbekende oorzaak (zoals bij inventarisatie kronen)
  6. 21 scheefgegroeide of overhellende boom (zoals bij inventarisatie kronen)
  7. 12 verwijdering om biotische redenen (zoals bij inventarisatie kronen)
  8. 13 verwijdering om abiotische redenen (zoals bij inventarisatie kronen)
  9. 18 reden van verdwijning onbekend (zoals bij inventarisatie kronen)
  10. 38 boom met intacte kroon, onbekende doodsoorzaak (zoals bij inventarisatie kronen)
  11. 31 boom met intacte kroon, biotische oorzaak (zoals bij inventarisatie kronen)
  12. 32 boom met intacte kroon, abiotische oorzaak (zoals bij inventarisatie kronen)
  13. Gegevensbestand betreffende de waarnemingspercelen, te gebruiken voor de inventarisatie van de toestand van de kronen op niveau I
  14. XX1996.PLT (TCP): Gegevensbestand betreffende de waarnemingspercelen, te gebruiken voor de inventarisatie van de toestand van de kronen
  15. De beoordeling van de schadeoorzaken vormt een facultatieve aanvulling op de jaarlijkse inventarisatie van de toestand van de kronen.