Betekenis van:
regering

regering (de ~ | meervoud regeringen)
Zelfstandig naamwoord
  • het staatshoofd en de gezamenlijke ministers
"in de regering zitten"
"de regering is afgetreden/gevallen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

regering
Zelfstandig naamwoord
  • een groep van personen die een land bestuurt, specifiek het staatshoofd en alle ministers
"De regering van België heeft het zwaar te verduren gekregen met de economische crisis van het afgelopen jaar."
regering (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • wijze waarop geregeerd wordt
"aan de regering komen"
"een democratische regering"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

regering (de ~ | meervoud regeringen)
Zelfstandig naamwoord
  • periode dat een bepaald kabinet aan het bewind is
"onder/tijdens de regering van [Willem I]"

Synoniemen

Hyperoniemen

regering
Werkwoord
  • het verschijnsel dat woorden de vorm van andere woorden bepalen

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. De Britse regering was kwaad.
  2. De huidige regering heeft veel problemen.
  3. Ze hebben een nieuwe regering opgericht.
  4. Eindelijk luistert de regering naar het volk.
  5. En we weten dat de regering niet alle problemen kan oplossen.
  6. De regering van de Verenigde Staten heeft drie machten: De uitvoerende, de wetgevende en de rechterlijke.
  7. Naar aanleiding van de demografische gegevens was de regering genoodzaakt een beleid aan te nemen dat het geboortecijfer zou stimuleren.
  8. Regering
  9. Griekse regering
  10. IJslandse regering
  11. De regering van Gibraltar
  12. „BESLUIT VAN DE REGERING
  13. DE REGERING VAN CANADA,
  14. Banden met de regering.
  15. DE REGERING VAN PAKISTAN,