Betekenis van:
kruispunt

kruispunt
Zelfstandig naamwoord
  • een plaats waar twee of meer wegen elkaar kruisen
"Als u bij een kruispunt komt, slaat u links af en volgt u de borden."
kruispunt (het ~ | meervoud kruispunten)
Zelfstandig naamwoord
  • kruispunt van wegen of lijnen; plaats waar (spoor)wegen kruisen
"op het kruispunt [Middenweg-Kruislaan]"
"een druk kruispunt"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

kruispunt
Zelfstandig naamwoord
  • een ogenblik waarop een belangrijke beslissing moet genomen worden, cruciaal moment

Voorbeeldzinnen

  1. Sla rechtsaf aan het kruispunt.
  2. Sla rechtsaf aan het kruispunt.
  3. Bouwen van kruispunt
  4. gebruik van gemeenschappelijke terminologie tussen systemen; bv. „langzaam verkeer”, „volgend kruispunt”;
  5. Goed: Informatie over het manoeuvreren op een ingewikkeld kruispunt krijgt voorrang op een telefoonoproep.
  6. gebruik van gemeenschappelijke terminologie tussen systemen; bv. „langzaam verkeer”, „volgend kruispunt”;
  7. informatie over de weg, zoals het type gebied, type weg, type kruispunt, inclusief signalering, aantal baanvakken, markeringen, wegdek, licht- en weersomstandigheden, snelheidsbeperkingen, obstakels langs de weg;
  8. Bij de identificatie van weggedeelten met een hoog aantal verkeersongevallen wordt minstens rekening gehouden met het aantal ongevallen met dodelijke afloop dat in de voorgaande jaren op deze wegen heeft plaatsgevonden, berekend per lengte-eenheid van de weg in verhouding tot de verkeersintensiteit en, in het geval van kruispunten, het aantal van dergelijke ongevallen per kruispunt.