Betekenis van:
kuit

kuit (de ~ | meervoud kuiten)
Zelfstandig naamwoord
  • dik vlezig gedeelte aan de achterkant van het onderbeen
"de kuiten nemen"
"stevige kuiten"

Hyperoniemen

kuit
Zelfstandig naamwoord
  • wijder gedeelte van een kous om de kuit

Hyperoniemen

kuit
Zelfstandig naamwoord
  • achterzijde van het been tussen knie en enkel
kuit
Zelfstandig naamwoord
  • visseneitjes

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. kuit
  2. Kuit, gezouten of gepekeld
  3. levers, hom en kuit
  4. Hom en kuit
  5. Eieren/hom en kuit
  6. Kuit, vers, gekoeld of bevroren
  7. Vissenlevers, hom en kuit, bevroren
  8. Visfilets, vissenlevers, hom en kuit
  9. Vissenlevers, hom en kuit, vers of gekoeld
  10. CPA 10.20.16: Vislevers, hom en kuit, bevroren
  11. Kaviaar en kaviaarsurrogaten bereid uit kuit
  12. andere vis, met uitzondering van levers, hom en kuit
  13. Alle: omvat kuit bestemd voor uitbroeden, en dode dieren.
  14. zalmachtigen (Salmonidae), met uitzondering van levers, hom en kuit
  15. andere zalmachtigen (Salmonidae), met uitzondering van levers, hom en kuit