Betekenis van:
lessen

les (de ~ | meervoud lessen)
Zelfstandig naamwoord
  • stuk leerstof als huiswerk
"een les leren/opgeven"
"zijn les kennen"

Hyperoniemen

les (de ~ | meervoud lessen)
Zelfstandig naamwoord
  • het systematisch overbrengen van kennis en vaardigheden
"les volgen (bij iemand)"
"les geven"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. We hebben te veel lessen.
  2. De lessen beginnen elke dag om negen uur.
  3. Ze kan de lessen niet bijwonen vanwege ziekte.
  4. Het maakt mijn natuurkundeleraar niet uit als ik de lessen verzuim.
  5. Dat mensen niet veel leren van de lessen uit het verleden is de belangrijkste les die het verleden ons te leren heeft.
  6. 7 LESSEN
  7. De lessen
  8. Thema van de geleerde lessen
  9. De onder 1.1 genoemde lessen
  10. volgt niet regelmatig de lessen
  11. Lessen in het besturen van motorvoertuigen
  12. Lessen trekken uit het Downvind-project (gecofinancierd via KP6).
  13. Typische aanvalsprofielen en de lessen die daaruit zijn getrokken
  14. is er voor de lessen van de cursus een grondige voorbereiding en follow-up nodig
  15. Omvat niet: lessen in verband met sport, hobby’s en andere vrijetijdsbestedingen (6.6).