Betekenis van:
medewerker

medewerker (de ~ | meervoud medewerkers)
Zelfstandig naamwoord
  • werkkracht, functionaris
"medewerker aan/bij [de universiteit]"
"een naaste/vaste medewerker"

Synoniemen

Hyperoniemen

medewerker
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die met anderen in hetzelfde bedrijf, organisatie of vestiging werkt
"Zeven medewerkers van het chemische bedrijf raakten bij het ongeluk gewond."

Voorbeeldzinnen

  1. Mijn medewerker is een wolf in schapenvacht.
  2. Technisch medewerker
  3. Persoonlijk medewerker; administratief medewerker; technisch medewerker; IT-medewerker
  4. Secretariaats-medewerker
  5. geaccrediteerd parlementair medewerker.”.
  6. Administratief medewerker; documentalist; technicus; IT-technicus
  7. „ambtenaar”: een medewerker van een overheidsdienst;
  8. „ambtenaar”: een medewerker van de overheidsdienst.
  9. medewerker bij de volgende diplomatieke missie/consulaire post: ….….
  10. Behalve door overlijden eindigt de dienst van geaccrediteerd parlementair medewerker:
  11. Overige informatie: Hooggeplaatst medewerker van Usama Bin Laden.
  12. junior administratief medewerker; junior documentalist; junior technicus; junior IT-technicus
  13. Medewerker en, hoofd van hoofddepartement ideologie, kabinet van de president
  14. senior administratief medewerker; senior documentalist; senior technicus; senior IT-technicus
  15. de directe arbeidsuren, die door elke medewerker werden ingebracht;