Betekenis van:
				
					meegaan					
				
			
            meegaan
Werkwoord
- op hetzelfde moment dezelfde richting uitgaan
 
"Hij is met de vorige trein meegegaan."
meegaan
Werkwoord
- op hetzelfde moment dezelfde richting uitgaan
 
Voorbeeldzinnen
- Ik wil met je meegaan.
 - Moet ik met je meegaan?
 - Ik zou graag met je meegaan.
 - Hij zou dolgraag met u meegaan.
 - Ik wou dat ik met haar had kunnen meegaan.
 - Ik kan niet met je meegaan omdat ik het erg druk heb.
 - Toen de twee meisjes aan John hun gevoelens kenbaar maakten, wist hij niet met welk meisje hij moest meegaan.
 - duurzame goederen moeten ten minste zo lang als de werkzaamheden aan het programma duren, meegaan.
 - kosten voor de aankoop, de productie, de herstelling of het gebruik van goederen of apparaten die naar verwachting minder lang zullen meegaan dan de werkzaamheden aan het programma duren.