Betekenis van:
muts

muts (de ~ | meervoud mutsen)
Zelfstandig naamwoord
  • stoffen hoofddeksel
"zijn muts staat verkeerd"
"een muts ophebben"

Hyperoniemen

Hyponiemen

muts
Zelfstandig naamwoord
  • hoofddeksel van textiel zonder harde rand
"Zet je muts op! Het vriest buiten."
muts (de ~ | meervoud mutsen)
Zelfstandig naamwoord
  • tweede maag v.e. herkauwer; tweede maag van de koe
"zijn muts staat verkeerd"
"een muts ophebben"

Synoniemen

Hyperoniemen

muts
Zelfstandig naamwoord
  • netmaag, één van de vier magen van herkauwers
muts
Zelfstandig naamwoord
  • de volkse naam voor vagina
muts
Zelfstandig naamwoord
  • een scheldwoord voor een vrouw

Voorbeeldzinnen

  1. Doe je muts op.