Betekenis van:
omsluiten

omsluiten
Werkwoord
  • omknellen; iets strak omgeven; omvangen; bevatten; omsnoeren
"het graf omsloot de kist"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. „omsluitingsnetten”: netten, al dan niet voorzien van een sluitlijn, waarmee vis wordt gevangen door deze van opzij en van onderen te omsluiten:
  2. Voorverpakkingen zijn verkoopverpakkingen die de inhoud geheel of gedeeltelijk omsluiten, maar zodanig dat de inhoud niet kan worden veranderd zonder dat het verpakkingsmateriaal wordt geopend of aangetast.