Betekenis van:
ongeval

ongeval (het ~ | meervoud ongevallen)
Zelfstandig naamwoord
  • het feit of de omstandigheid dat er iets onverwachts gebeurt dat schade of letsel veroorzaakt
"een dodelijk/zwaar ongeval"
"een ongeval krijgen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

ongeval
Zelfstandig naamwoord
  • een ongeluk
ongeval
Zelfstandig naamwoord
  • gebeurtenis met beperkte schade

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Het was een vreselijk ongeval.
  2. Hij meldde zijn ongeval bij de politie.
  3. Zelfs deskundigen begrijpen dit ongelofelijke ongeval niet.
  4. Gelukkig heeft hij het ongeval overleefd.
  5. Het ongeval gebeurde twee uur geleden.
  6. Hij zag het ongeval onderweg naar school.
  7. Hij beweerde het ongeval gezien te hebben.
  8. Een ongeval deed zich juist voor.
  9. Bij het ongeval zijn geen passagiers omgekomen.
  10. De politie onderzoekt de oorzaak van het ongeval.
  11. Het ongeval is het gevolg van een simpele vergissing.
  12. Door het ongeval ging ik te laat naar school.
  13. Er is een verschrikkelijk ongeval gebeurd op de hoek.
  14. Hij viel in slaap achter het stuur en had een ongeval.
  15. Een man met de naam Slim is bij dat ongeval gedood.