Betekenis van:
output

output (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • resultaat v.e. (productie)proces; uitkomst v.e. (rekenkundig) proces
"output krijgen/verkrijgen"
"weinig/onvoldoende output"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Output van raffinaderijen
  2. output-, productie- of productiviteitsbonussen,
  3. Output (O) van organische oplosmiddelen:
  4. Bruto-output van de raffinaderijen
  5. Bruto-output van de raffinaderijen
  6. Bruto-output, met inbegrip van raffinaderijbrandstof.
  7. het beheren van de output van STM's.
  8. Het beheren van de output van STM's.
  9. Totale efficiëntie = (energie-output)/(brandstof-input)
  10. Aandeel in de finale output van het bedrijf
  11. Bij de OUTPUT (namelijk op basis van het eindproduct)
  12. Bij de OUTPUT (namelijk op basis van het eindproduct)
  13. Symmetrische input-outputtabel voor de binnenlandse output tegen basisprijzen, vijfjaarlijks
  14. CCS-capaciteitsdrempelwaarden worden uitgedrukt als bruto elektrische output voor afvang.
  15. informatiebladen waarin de uitgangssituatie-, output-, resultaat- en impactindicatoren worden beschreven.