Betekenis van:
oven

oven (de ~ | meervoud ovens)
Zelfstandig naamwoord
  • te verhitten apparaat om in te bakken
"iets in de oven zetten/stoppen"
"in de oven (staan)"

Hyperoniemen

Hyponiemen

oven
Zelfstandig naamwoord
  • een besloten ruimte die verhit wordt om er voorwerpen in te smelten, te bakken, enz
"U kunt de kant-en-klaarmaaltijd zo in de oven doen."

Voorbeeldzinnen

  1. Het brood zit in de oven.
  2. Hoelang moeten we het in de oven laten?
  3. Oven
  4. oven
  5. Elektrische oven
  6. Oven, 45 °C ± 1 °C.
  7. een oven of magnetronoven voor drooggewichtbepalingen;
  8. voorzien van oven, afzonderlijke ovens daaronder begrepen
  9. autoclaaf of oven voor hittesterilisatie van het glaswerk;
  10. Smelt het monster in een oven bij ongeveer 45 °C.
  11. Kooktoestellen en bordenwarmers, voor gas ..., met oven, van ijzer/staal
  12. Oven met geforceerde ventilatie en temperatuurregulering, nauwkeuriger dan ± 2 oC.
  13. Kooktoestellen en bordenwarmers, voor gas ..., met oven, van ijzer/staal
  14. De oven wordt afgesloten met een deksel met kleine openingen van bekende diameter.
  15. Oven die op een constante temperatuur van 85 °C ± 1 °C kan worden gehouden.