Betekenis van:
peper

peper (de ~ | meervoud pepers)
Zelfstandig naamwoord
  • langwerpige rode of groene vrucht; rijpe korrel v.d. peperstruik
"Spaanse peper"
"rode/groene pepers"

Synoniemen

Hyperoniemen

peper (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • specerij met scherpe, hete smaak van gemalen peperkorrels
"witte peper"
"een snufje/snuifje peper"

Hyperoniemen

peper
Zelfstandig naamwoord
  • ''zwarte, witte ~'': een specerij van gemalen korrels (gedroogde bessen) met een scherpe, hete smaak
peper
Zelfstandig naamwoord
  • ''rode, Spaanse ~'': een vrucht van een plant uit het geslacht met een hete smaak
peper
Zelfstandig naamwoord
  • struik die de peper oplevert

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Peper.
  2. Lange peper, roze peper
  3. Peper, zwart en wit (Lange peper, roze peper)
  4. Anijspeper (Japanse peper)
  5. Peper, zwart en wit
  6. Rode peper, capsicum
  7. Paprika of Spaanse peper
  8. Zwarte peper – Piper nigrum
  9. Anijspeper (Japanse peper)
  10. Paprika of Spaanse peper
  11. Spaanse peper, producten van Spaanse peper, kurkuma en palmolie (levensmiddelen)
  12. peper van het geslacht „Piper”
  13. inzake noodmaatregelen met betrekking tot Spaanse peper, producten van Spaanse peper, kurkuma en palmolie
  14. Pitvruchten (appel, peer, kweepeer), paprika, peper, tomaat, komkommer
  15. Fruitbomen, wijnstokken, peper, komkommers, suikerbieten, siergewassen en bessen