Betekenis van:
plant

plant (de ~ | meervoud planten)
Zelfstandig naamwoord
  • elk van stengel en bladeren voorzien gewas dat zijn voedsel uit de aarde opneemt
"inheemse/uitheemse planten"
"een teer plantje"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

plant
Zelfstandig naamwoord
  • een organisme dat kooldioxide opneemt en zuurstof afgeeft
plant
Zelfstandig naamwoord
  • een van stengel en bladeren voorzien gewas dat zijn voedsel uit de aarde opneemt

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Plant deze zaden voordat de zomer begint.
  2. De plant heeft een ondergrondse steel.
  3. Ik wil een plant aan mama geven.
  4. Ik wil een plant aan mama geven.
  5. Plant
  6. Plant Quarantine Department
  7. Verwerkingsfabriek (Processing plant)
  8. Plant- en pootmachines
  9. Plant Quarantine Department
  10. Plant- en dierkunde
  11. Zaai-, plant- of pootmachines
  12. Zaai-, plant- en pootmachines
  13. PJSC Nikopol Ferroalloys Plant: 39,1 %;
  14. Naam BASF Plant Science GmbH
  15. ziekten bij dier of plant;