Betekenis van:
pijpen

pijpen
Werkwoord
  • een melodie spelen op de speelpijp van, met name, een rietinstrument zoals de doedelzak
"Hij pakte zijn zakpijp en pijpte een vrolijk deuntje."
pijpen
Werkwoord
  • (een man) met de mond bevredigen; fluiten
"naar iemands pijpen dansen"

Synoniemen

Hyperoniemen

pijpen
Werkwoord
  • orale seks bedrijven
pijpen
Werkwoord
  • (''Limburg'') roken.
pijp (de ~ | meervoud pijpen)
Zelfstandig naamwoord
  • deel v.e. broek dat om het been gaat; pijp v.e. broek
"lange/korte pijpen"
"nauwe/wijde pijpen"

Synoniemen

Hyperoniemen

pijp (de ~ | meervoud pijpen)
Zelfstandig naamwoord
  • instrument om tabak te roken; kleine tabakspijp
"een pijp stoppen"
"een Goudse/Turkse pijp"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Pijpen
  2. „buizen en pijpen”:
  3. Pijpen en fittings
  4. Draagconstructie voor pijpen
  5. buizen en pijpen
  6. Pijpen en pijpenkoppen
  7. Buizen, pijpen en holle profielen
  8. Buizen en pijpen, van aluminium
  9. buizen en pijpen van onderverdeling 81089060 [1]
  10. buizen en pijpen bedoeld bij onderverdeling 81089060
  11. Buizen en pijpen van aluminium, gelegeerd
  12. Buizen en pijpen van aluminium, gelegeerd
  13. Buizen en pijpen van aluminium, niet-gelegeerd
  14. Bochtstukken, T-stukken en fittingen voor pijpen
  15. Buizen en pijpen van aluminium, niet-gelegeerd