Betekenis van:
prijs

prijs
Zelfstandig naamwoord
  • prijs die de politie uitlooft in sommige criminele zaken
"Er staat een prijs op zijn hoofd"

Hyperoniemen

Hyponiemen

prijs (de ~ | meervoud prijzen)
Zelfstandig naamwoord
  • kosten voor iets
"tot elke prijs"
"een mooi prijsje maken"

Hyperoniemen

prijs (de ~ | meervoud prijzen)
Zelfstandig naamwoord
  • beloning voor de winnaar v.e. wedstrijd
"in de prijzen vallen"
"de (eerste) prijs behalen/winnen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

prijs
Zelfstandig naamwoord
  • de gevraagde geldsom bij verkoop
"De prijzen zijn deze winter sterk gestegen."
prijs
Zelfstandig naamwoord
  • een uitzonderlijke beloning, bijvoorbeeld voor een bepaalde prestatie
"Hij won de tweede prijs in de loterij."
prijs
Zelfstandig naamwoord
  • wat men in een loterij e.d. wint

Hyperoniemen

Hyponiemen

prijs
Zelfstandig naamwoord
  • kaartje waar de prijs op staat; kaartje dat de prijs vermeldt van een artikel; datgene waar de prijs op staat

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Iedereen heeft zijn prijs.
  2. De prijs is juist.
  3. Is die prijs inclusief BTW?
  4. Ieder van hen kreeg een prijs.
  5. Ik kon de eerste prijs winnen.
  6. Ze werden het eens over de prijs.
  7. Hij won vorige week de prijs.
  8. Hij sprong niet hoog genoeg om een prijs te winnen.
  9. Ik streed met hem om de eerste prijs.
  10. Ik heb deze jurk voor een lage prijs gekocht.
  11. Het lijkt dat hij de eerste prijs zal winnen.
  12. Ze pochte met het winnen van de eerste prijs.
  13. De prijs van dit boek is met de helft verlaagd.
  14. Kan je de prijs een beetje laten zakken?
  15. Het meisje kreeg een prijs voor goed gedrag.