Betekenis van:
riek

riek
Zelfstandig naamwoord
  • een handwerktuig voor het verplaatsen van bladeren, gras of gewied materiaal in de vorm van een grote vork met smalle tanden
"Geef de riek eens aan."
riek (de ~ | meervoud rieken)
Zelfstandig naamwoord
  • hooivork; mastbalk

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. „Van riek tot vork”: voeding (met inbegrip van schaal- en schelpdieren), gezondheid en welzijn: voor consument, maatschappij, cultuur, industrie en gezondheid relevante en traditionele aspecten van voeding en diervoeders, met inbegrip van gedrags- en cognitieve wetenschappen; voeding, voedingsgerelateerde ziekten en aandoeningen, waaronder obesitas bij kinderen en volwassenen en allergieën; voeding en ziektepreventie (inclusief betere kennis van de gezondheidsbevorderende bestanddelen en de eigenschappen van voedingsmiddelen); innovatieve technologie voor de verwerking van voedingsmiddelen en diervoeders (inclusief verpakking en technologieën uit de non-foodsector); verbeterde kwaliteit en veiligheid, zowel chemisch als biologisch, van voedingsmiddelen, dranken en diervoeders; verbeterde methodes voor voedselveiligheidsborging; integriteit (en controle) van de voedselketen; fysieke en biologische milieueffecten op en van voedsel-/voederketens; het effect van mondiale veranderingen op de voedselketen en de resistentie daarvan tegen die effecten; het concept „totale voedselketen” (inclusief schaal- en schelpdieren en andere voedingsgrondstoffen en -bestanddelen); traceerbaarheid en de verdere ontwikkeling daarvan; authenticiteit van voedsel en ontwikkeling van nieuwe ingrediënten en producten.