Betekenis van:
schaap

schaap (het ~ | meervoud schapen)
Zelfstandig naamwoord
  • wollig, herkauwend zoogdier
"schapen zonder herder"
"schapen houden"

Hyperoniemen

Hyponiemen

schaap
Zelfstandig naamwoord
  • ''Ovis aries'', een holhoornige herkauwer waarvan de gedomesticeerde soort wol levert
"De meeste kinderboerderijen houden ook schapen."
schaap (het ~ | meervoud schapen)
Zelfstandig naamwoord
  • beklagenswaardig, zielig persoon
"een arm schaap"

Synoniemen

Hyperoniemen

schaap (het ~ | meervoud schapen)
Zelfstandig naamwoord
  • soort belegger, iem. die noch haussier, noch baissier is

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Er is een zwart schaap in elke kudde.
  2. We kunnen thuis geen schaap houden. Wat moeten we er daar mee doen?
  3. Democratie moet meer zijn dan twee wolven en een schaap die stemmen over wat ze 's avonds zullen eten.
  4. Vroeger vroegen de kleintjes me een schaap voor ze te tekenen, nu willen ze dat ik ze leer hoe je een commit doet. Tijden veranderen.
  5. schaap
  6. voor schaap- en geitachtigen:
  7. Grondoppervlakte per schaap/geit (in m2)
  8. C = koe; E = schaap; G = geit.
  9. schaap”: huisdier van de soort Ovis aries;
  10. 100 EUR per gedood schaap of gedode geit,
  11. Rund, kalf, varken, eenhoevigen (equidae), schaap en geit:
  12. % CM = percentage koemelk; C = koe; E = schaap; G = geit.
  13. het laatste tijdstip waarop een schaap of geit op het bedrijf is gehouden, of
  14. In geval van bevestiging van TSE bij een schaap of een geit:
  15. Een artikel in de vorm van een schaap, met een hoogte van ongeveer 10 cm.