Betekenis van:
schade

schade (de ~ | meervoud schades, schaden)
Zelfstandig naamwoord
  • nadeel
"schade aanrichten/veroorzaken"
"de schade (op iemand) verhalen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

schade (de ~ | meervoud schades, schaden)
Zelfstandig naamwoord
  • aantasting
"geringe schade"
"schade lijden/ondervinden"

Hyperoniemen

Hyponiemen

schade
Zelfstandig naamwoord
  • geheel van beschadigingen
"De schade aan het huis na de wervelwind was aanzienlijk."

Voorbeeldzinnen

  1. De storm veroorzaakte veel schade.
  2. Het zal schade aanrichten aan de oogst.
  3. De vorst heeft veel schade aan de gewassen gedaan.
  4. Door schade en schande wordt men wijzer
  5. Een dwaas wordt door schade en schande wijs
  6. Schade
  7. SCHADE
  8. waarneembare schade
  9. Omkeerbare schade
  10. materiële schade
  11. Schade-indicatoren
  12. DREIGENDE SCHADE
  13. Dreigende schade
  14. ERNSTIGE SCHADE
  15. Nucleaire schade