Betekenis van:
nadeel

nadeel (het ~ | meervoud nadelen)
Zelfstandig naamwoord
  • iets met negatief effect; andere kant; negatief punt; negatief punt; teleurstelling; tegenvaller; nadeel; kant met schaduw; het slechte
"voor- en nadelen"
"ten nadele van"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

nadeel
Zelfstandig naamwoord
  • ongunstige eigenschap
"Het nadeel van een grote auto is vaak het grote benzineverbruik."
nadeel
Zelfstandig naamwoord
  • verlies.
"De aandeelhouders ondervonden nadeel van de sterk gedaalde beurskoers."
nadeel
Zelfstandig naamwoord
  • nadeel

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Regionaal nadeel
  2. Bron van voordeel/nadeel
  3. Aanzienlijk nadeel ten aanzien van herwikkelaars uit andere derde landen
  4. Totale NCW nadeel van provincie Łódź (exclusief staatssteun)
  5. Andere belanghebbenden hebben evenmin aangevoerd hierdoor een nadeel te hebben ondervonden.
  6. Deze voordelen voor WestLB hielden een nadeel in voor Franse banken die in Duitsland actief waren.
  7. De praktische moeilijkheden [33] van het tolsysteem doen een nadeel ontstaan voor niet-Duitse wegvervoerders.
  8. Het bijzondere tarief zou zijn bedoeld om dat nadeel aan te pakken.
  9. Concurrerende bedrijven konden daardoor op het stuk van toelevering van most en ruwe wijn nadeel ondervinden.
  10. De betrokkene mag door de uitoefening van zijn functie geen enkel nadeel ondervinden.
  11. Dit doet een nadeel ontstaan voor ondernemingen die goederen over lange afstand vervoeren.
  12. Derhalve genoot Tieliikelaitos geen economisch voordeel, maar veeleer een economisch nadeel van 4,3 miljoen EUR.
  13. Duitsland heeft geen bewijzen verschaft dat de doelondernemingen van een bepaald marktfalen nadeel ondervinden.
  14. Worden de resultaten slechter, dan is de vaste vergoeding voordelig, maar vertonen zij verbetering, dan vormt zij een nadeel.
  15. Verlenging van de maatregelen brengt namelijk geen verandering in de huidige marktvoorwaarden, waarvan de gebruikers geen wezenlijk nadeel ondervinden.