Betekenis van:
smaad

smaad (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • beledigingen; het kwaad of slecht spreken van iemand
"iemand smaad aandoen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Smaad of weerspannigheid jegens een vertegenwoordiger van het overheidsgezag
  2. Smaad jegens de staat, de natie of symbolen van de staat
  3. Wegnemen van onduidelijkheden in de wet met betrekking tot belediging, laster en smaad.
  4. Het Satellietcentrum verleent bijstand aan werknemers die, uit hoofde van hun hoedanigheid of werkelijke taken bij het Satellietcentrum en buiten hun schuld, bedreigingen, beschimpingen, smaad of schade ondervinden.
  5. Het Satellietcentrum verleent bijstand aan functionarissen die, uit hoofde van hun hoedanigheid of werkelijke taken bij het Satellietcentrum en buiten hun schuld, bedreigingen, beschimpingen, smaad of schade ondervinden.
  6. Het Instituut verleent bijstand aan functionarissen die, uit hoofde van hun hoedanigheid of werkelijke taken bij het Instituut en buiten hun schuld, bedreigingen, beschimpingen, smaad of schade ondervinden.
  7. Herzien van de wetgeving inzake smaad, rekening houdende met de Europese normen en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens.
  8. Het Agentschap verleent bijstand aan de tijdelijke functionaris, inzonderheid bij rechtsvervolgingen van hen die zich hebben schuldig gemaakt aan bedreigingen, grove beledigingen, beschimpingen, smaad of vergrijpen tegen persoon of goed, waaraan hijzelf of de leden van zijn gezin uit hoofde van zijn hoedanigheid en zijn functie blootstaan.
  9. Het Centrum verleent bijstand aan personeelsleden, inzonderheid in geval van rechtsvervolging van personen die zich hebben schuldig gemaakt aan bedreigingen, grove beledigingen, beschimpingen, smaad of vergrijpen tegen persoon of goed, waaraan het personeelslid of de leden van zijn gezin uit hoofde van zijn hoedanigheid of zijn functie blootstaan.