Betekenis van:
sofa

sofa (de ~ | meervoud sofa's)
Zelfstandig naamwoord
  • gestoffeerde rustbank met rugleuning
"een dutje doen op de sofa"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

sofa
Zelfstandig naamwoord
  • een gestoffeerde zitbank met een rugleuning
"Het kind had per ongeluk cola over de gloednieuwe sofa gegooid."

Voorbeeldzinnen

  1. Het ligt op de sofa.
  2. Tom ligt op de sofa TV te kijken.
  3. Daar hij moe was, zat hij in de sofa met gesloten ogen.
  4. Rantanen T (2008), The cause of the Chinese sofa/chair dermatitis epidemic is likely to be contact allergy to dimethylfumarate, a novel potent contact sensitizer.