Betekenis van:
speech

speech (de ~ | meervoud speeches, speechen)
Zelfstandig naamwoord
  • rede; toespraak
"een speech voorbereiden"
"een speech houden/geven"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Niemand luisterde naar de speech.
  2. Vat je punten kort samen aan het einde van de speech.