Betekenis van:
spraakvermogen

spraakvermogen (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • vermogen om te spreken; vermogen om te spreken; het vermogen om te spreken
"het spraakvermogen missen"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Bij de parameter „gezondheid en veiligheid” wordt de rij met „Speciale eisen te stellen aan machinisten: gezichtsvermogen, gehoor- en spraakvermogen, antropometrie” geschrapt, samen met de verwijzing naar paragraaf 4.7.6.