Betekenis van:
stootkracht

stootkracht (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • zakelijke, energieke aanpak; kracht, dynamisme; kracht die als mens hebt; lichamelijke en/of geestelijke energie; vermogen initiatief te nemen; kracht v.h. stoten; werkkracht; vermogen iets te doen
"de stootkracht van een leger"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. stroombronnen met een hoge eenmalige stootkracht;
  2. een trildruk van 10 g rms of meer bij frequenties tussen 20 Hz en 2000 Hz en bij een stootkracht van 5 kN of meer; en
  3. een trildruk gelijk aan of groter dan 10 g rms, met ’onbelaste tafel’ gemeten, bij frequenties tussen 20 Hz en 2 kHz en bij een stootkracht groter of gelijk aan 5 kN; en
  4. Vergelijk de totale impuls (I), berekend op basis van de integratie van de totale kracht tijdens de contactperiode, met de verandering van de stootkracht tijdens die periode (M*)V).
  5. met een trillingsopwekker of andere beproevingsapparatuur op basis van trillingen voor het tot stand brengen van trillingsomstandigheden, gelijk aan of groter dan 10 g rms, met ‚onbelaste tafel’ gemeten, bij frequenties tussen 20 Hz en 2kHz en bij een stootkracht gelijk aan of groter dan 5 kN, of die zijn ‚ontworpen of aangepast’ om deze te bevatten;
  6. met een trillingsopwekker of andere beproevingsapparatuur op basis van trillingen voor het tot stand brengen van trillingsomstandigheden, gelijk aan of groter dan 10 g rms, met ’onbelaste tafel’ gemeten, bij frequenties tussen 20 Hz en 2kHz en bij een stootkracht gelijk aan of groter dan 5 kN, of die zijn ’ontworpen of aangepast’ om deze te bevatten;