Betekenis van:
taalgemeenschap

taalgemeenschap (de ~ | meervoud taalgemeenschappen)
Zelfstandig naamwoord
  • alle personen met dezelfde taal; groep verwante talen
"de Vlaams-Nederlandse taalgemeenschap"
"binnen/buiten een taalgemeenschap"

Synoniemen

Hyperoniemen

taalgemeenschap
Zelfstandig naamwoord
  • een grote samenlevende groep die dezelfde taal gebruikt