Betekenis van:
taille

taille (de ~ | meervoud tailles)
Zelfstandig naamwoord
  • deel v.e. kledingstuk om het middel
"in de taille"
"wijde/smalle taille"

Hyperoniemen

taille (de ~ | meervoud tailles)
Zelfstandig naamwoord
  • maat v.h. middel
"iemand de taille nemen"
"wat is jouw taille?"

Hyperoniemen

Hyponiemen

taille
Zelfstandig naamwoord
  • het middelste deel van het lichaam
"De broek zit wat strak rond de taille."
taille (de ~ | meervoud tailles)
Zelfstandig naamwoord
  • middelste deel van het lichaam
"geen taille"
"een slanke taille"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Het kledingstuk is voorzien van elastiek in de taille en de broekspijpen zijn aan de onderzijde gezoomd.
  2. De posten 6105 en 6106 omvatten niet kleding met zakken onder de taille, met een geribde boord of anderszins nauwsluitend aan de onderzijde, noch kleding die gemiddeld minder dan tien steken per cm heeft, geteld in iedere richting op een staal metende ten minste 10 × 10 cm.
  3. Effen gekleurd kledingstuk van lichtgewicht breiwerk, vervaardigd van synthetische vezels (90 % polyamide, 10 % elastomeergaren), bestemd om het onderlichaam te bedekken vanaf het middel tot halverwege de dij, elk been afzonderlijk omhullend, voorzien van een opening aan de voorzijde zonder sluiting en zonder opening in de taille.