Betekenis van:
teef

teef (de ~ | meervoud teven)
Zelfstandig naamwoord
  • wijfjeshond
"loopse teef"

Hyperoniemen

teef
Zelfstandig naamwoord
  • een vrouwelijke hond of vos
"Het is een teefje van ongeveer drie maanden."
teef
Zelfstandig naamwoord
  • een scheldwoord voor een meisje of een vrouw
"Hij noemde zijn vrouw soms een teef, wat wij zeer beledigend vonden."
teef (de ~ | meervoud teven)
Zelfstandig naamwoord
  • ordinaire vrouw; iemand waar anderen overheen lopen; hoerige vrouw; ordinaire vrouw; ordinaire vrouw; beledigende naam voor vrouw
"een echte teef"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Een zogende teef met haar worp dient over evenveel ruimte te beschikken als een teef met een vergelijkbaar lichaamsgewicht alleen.
  2. Een zogende teef met haar worp dient over evenveel ruimte te beschikken als een teef met een vergelijkbaar lichaamsgewicht alleen.
  3. De kraambox dient zo te zijn ontworpen dat de teef zich in een extra compartiment of op een verhoogde plek kan terugtrekken buiten het bereik van de pups.
  4. De kraambox dient zo te zijn ontworpen dat de teef zich in een extra compartiment of op een verhoogde plek kan terugtrekken buiten het bereik van de pups.
  5. Het is van groot belang dat de jonge hond gedurende deze periode sociaal contact heeft met nestgenoten, volwassenen honden (bv. de teef) en met mensen, en kan wennen aan de milieuomstandigheden waarin hij zich waarschijnlijk ook bij het toekomstige gebruik zal bevinden.