Betekenis van:
termijn

termijn (de ~ | meervoud termijnen)
Zelfstandig naamwoord
  • periode met vastgesteld einde
"een termijn loopt af"
"op termijn"

Hyperoniemen

Hyponiemen

termijn
Zelfstandig naamwoord
  • een vast tijdstip waarop iets gaat gebeuren of iets gebeurd moet zijn
"Daar is een termijn voor gesteld."
termijn
Zelfstandig naamwoord
  • een begrensde tijdruimte waarin iets moet gebeuren
"Je hebt een termijn van 11 uur."
termijn
Zelfstandig naamwoord
  • een gedeelte van de schuld dat binnen een vaste periode betaald moet worden
"Wij doen helaas niet aan afbetaling in termijnen."

Voorbeeldzinnen

  1. Ik denk dat de zaak er wat anders voor staat wanneer je hierover nadenkt op de lange termijn.
  2. Termijn
  3. Termijn
  4. Termijn: …
  5. TERMIJN
  6. Korte termijn
  7. Opschortende termijn
  8. Lange termijn
  9. Termijn-BFP’s
  10. Middellange termijn
  11. Termijn-BFP’s
  12. Termijn: t + 9 maanden
  13. PRIORITEITEN OP MIDDELLANGE TERMIJN
  14. Rente op lange termijn
  15. Rente op korte termijn