Betekenis van:
trauma

trauma (het ~ | meervoud trauma's, traumata)
Zelfstandig naamwoord
  • psychische stoornis, ontstaan door een schokkende ervaring
"een trauma oplopen"
"een trauma verwerken"

Hyperoniemen

trauma (het ~ | meervoud trauma's, traumata)
Zelfstandig naamwoord
  • beschadiging in of op het lichaam van een levend wezen
"een lichamelijk trauma"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Akoestisch trauma
  2. Het opwekken van onstabiele breuken, thoracotomie zonder aangepaste pijnstilling, of trauma om meervoudig orgaanfalen te induceren;
  3. Verschaffen van eerste en/of verdere trauma- en medische behandeling, met inachtneming van de erkende internationale richtsnoeren voor het gebruik van veldhospitalen in het buitenland, zoals de richtsnoeren van de Wereldgezondheidsorganisatie of het Rode Kruis.
  4. Persoon die het product vasthoudt, verliest zijn evenwicht en valt; of langdurig contact met het trillende product veroorzaakt neurologische aandoeningen, aandoeningen aan de botten en gewrichten, trauma van de ruggengraat, vasculaire aandoeningen