Betekenis van:
tv

tv
Zelfstandig naamwoord
  • een elektrisch apparaat om bewegende beelden en geluid te ontvangen
"In de woonkamer staat een tv."
tv
Zelfstandig naamwoord
  • een programma dat op dit apparaat getoond wordt
"Deze nieuwe samenwerking kan mooie tv opleveren."
tv
Zelfstandig naamwoord
  • het communicatiemedium
"Wat is er op tv?"
tv
Zelfstandig naamwoord
  • de afkorting voor ''televisie''
tv
Zelfstandig naamwoord
  • ontvangsttoestel voor tv-uitzendingen; televisie; toestel voor ontvangst van televisie; (informeel) televisietoestel

Synoniemen

Hyperoniemen

tv
Bijwoord
  • tv-kijken: ''Hij keek '''tv'''.''

Voorbeeldzinnen

  1. Maria kijkt graag TV.
  2. De tv werkt niet.
  3. Ik keek toen tv.
  4. Tom kijkt geen tv.
  5. Hij kijkt TV.
  6. Ik kijk tv.
  7. De tv werkt niet.
  8. Ik kijk geen TV.
  9. Laten we TV kijken.
  10. Wij kijken alle dagen TV.
  11. Laat de tv niet aanstaan.
  12. Ik ben een TV-verslaafde.
  13. Ik zou graag tv kijken.
  14. Hij kijkt helemaal geen TV.
  15. Wie is je favoriete tv-ster?