Betekenis van:
uitloop

uitloop (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • mogelijkheid om langer door te gaan
"met een uitloop"
"een uitloop tot vier jaar"

Hyperoniemen

uitloop (de ~ | meervoud uitlopen)
Zelfstandig naamwoord
  • het nog bewegen na uitdoen v.d. motor

Hyperoniemen

uitloop (de ~ | meervoud uitlopen)
Zelfstandig naamwoord
  • rioolmond

Hyperoniemen

uitloop (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het meer tijd in beslag nemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Vrije uitloop
  2. Hoeve … met uitloop
  3. legkippen met vrije uitloop;
  4. Boerenscharrel … met vrije uitloop
  5. Boerenscharrel … met uitloop
  6. „Scharrel … met uitloop”,
  7. Scharrel … met uitloop
  8. Hoeve … met vrije uitloop
  9. productietype (d.w.z. conventioneel, vrije uitloop, biologisch);
  10. „biologische legkippen” en „legkippen met vrije uitloop”:
  11. Eieren van hennen met vrije uitloop
  12. Voeder: worden de varkens in dit hok, deze uitloop of deze groep uitsluitend met mengvoeder gevoerd?
  13. procedures voor de start, het afvangen, de landing, de uitloop en de afgebroken nadering;
  14. voor houderijsystemen waarin de legkippen toegang hebben tot een uitloop in de open lucht:
  15. het bedrijf is een veehouderij met vrije uitloop waar zoogkoeien extensief worden gehouden;