Betekenis van:
uitscheiden

uitscheiden
Werkwoord
  • naar buiten afscheiden
"vocht uitscheiden"

Hyperoniemen

Hyponiemen

uitscheiden
Werkwoord
  • ''~ met'' ergens mee ophouden
"Gelukkig scheed hij uit met die herrie."
uitscheiden
Werkwoord
  • een stof het lichaam laten verlaten
"Was wordt door bijen uitgescheiden."

Voorbeeldzinnen

  1. Bij gevaccineerde dieren treden geen klinische verschijnselen meer op, maar als zij kunstmatig geïnfecteerd worden, kunnen zij het virus nog wel uitscheiden.