Betekenis van:
vakbekwaamheid

vakbekwaamheid (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • kennis v.e. vak; vaardigheid in een vak
"op zijn vakbekwaamheid valt niets aan te merken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Vakbekwaamheid
  2. Vakbekwaamheid
  3. VAKBEKWAAMHEID
  4. Algemene vakbekwaamheid
  5. Vakbekwaamheid, opleiding en bewustmaking
  6. Vakbekwaamheid van vluchtuitvoeringspersoneel
  7. Opleiding en getuigschrift van vakbekwaamheid
  8. moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;
  9. Vakbekwaamheid en kwalificaties van de aanvragers
  10. vakbekwaamheid en professionele integriteit van het personeel;
  11. goedkeuring van examinatoren of beoordelaars die de vakbekwaamheid toetsen;
  12. de landbouwer beschikt over voldoende vakbekwaamheid en deskundigheid;
  13. Getuigschrift van vakbekwaamheid voor bestuurders en verzorgers overeenkomstig artikel 17, lid 2
  14. Het getuigschrift van vakbekwaamheid moet aan de bevoegde autoriteit worden voorgelegd wanneer de dieren worden vervoerd.
  15. Deze vakbekwaamheid omvat vakkennis en het vermogen, deze kennis in praktijk te brengen.