Betekenis van:
versterker

versterker (de ~ | meervoud versterkers)
Zelfstandig naamwoord
  • apparaat dat geluid versterkt
"de versterker van een stereo-installatie"
"een elektrische gitaar aansluiten op de versterker"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ik maakte een versterker gisteren.
  2. een 7-kanaals versterker,
  3. een vlamionisatiedetector met versterker/verzwakker;
  4. een elektronisch systeem, waaronder een audiofrequent- versterker;
  5. een AM/FM-radio-ontvanger met versterker,
  6. met ingebouwde versterker en met een of meer ingebouwde luidsprekers
  7. een combinatie-apparaat (een versterker, een AM/FM-radio-ontvanger en een DVD/CD-speler),
  8. een integrator/recorder, geschikt voor gebruik met de versterker/verzwakker (3.8.3).
  9. De versterker en de geluidsverwerkingseenheid worden in vergelijking hiermee als nevenfuncties beschouwd.
  10. Ontvangeenheden van infraroodsignalen, bestaande uit een fotodiode en ten minste één versterker in de vorm van een monolithische geïntegreerde schakeling, geborgen in een omhulling
  11. Mechanische trilgyroscopen aangedreven door een 25 of 26 KHz oscillator, bevattende een differentiële versterker en een detectie-eenheid, geborgen in omhulling voorzien van: ENC05D
  12. Onderverdeling 852712 omvat slechts radiocassettespelers met ingebouwde versterker doch zonder ingebouwde luidspreker, die zonder een externe elektrische energiebron kunnen werken en waarvan de afmetingen niet meer dan 170 mm × 100 mm × 45 mm bedragen.