Betekenis van:
vlakken

vlakken
Werkwoord
  • vlak maken
vlak (het ~ | meervoud vlakken)
Zelfstandig naamwoord
  • tweedimensionale uitgebreidheid
"een plat vlak"
"een vlak betegelen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

vlak (het ~ | meervoud vlakken)
Zelfstandig naamwoord
  • terrein; uitgestrekt gebied met nauwelijks tot geen relief

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. met flenzen met evenwijdige vlakken
  2. 2 vlakken voor sleutel maat 36
  3. Machines voor buigen, vouwen, strekken of vlakken
  4. Vlakken van de verlichtingsinrichtingen, referentieas en -punt en geometrische zichtbaarheidshoeken
  5. Geschikt voor het corrigeren van onbalans in twee of meer vlakken; en
  6. Acht kleine kunststof kubussen met 48 vlakken, aan twee ribben bij elkaar gehouden.
  7. in de hoogte door twee horizontale vlakken respectievelijk op 1 en 2,20 m boven de grond,
  8. machines (persen daaronder begrepen) voor het buigen, het vouwen, het strekken of het vlakken
  9. geschikt voor het corrigeren van onbalans in twee of meer vlakken; en
  10. A vlakken onder de kromme van de oprichtende arm van statische stabiliteit.”;
  11. Aanhangsel 1: Vlakken van de verlichtingsinrichtingen, referentieas en -punt en geometrische zichtbaarheidshoeken
  12. Bijlage 3 — Vlakken van de verlichtingsinrichtingen, referentieas en -punt en geometrische zichtbaarheidshoeken
  13. Onder „grootste breedte” verstaat men de afstand tussen de twee onder 1.10 bepaalde verticale vlakken.
  14. „grootste breedte”: de afstand tussen de twee onder 2.14 omschreven verticale vlakken;
  15. schutsluizen, scheepsliften en hellende vlakken, met inbegrip van voorhavens en spaarbekkens;